hun/ eng
search
my basket
DNO sleept zich over de finish met Parsifal

DNO sleept zich over de finish met Parsifal

Met Parsifal geeft De Nederlandse Opera zijn seizoen zonder meer een groots besluit. Meer dan vijf uur tikt de klok, machtig mooi is het orkest en imposant zijn de stemmen. Maar traag is het ook. En statig. Eigenschappen die de toch al lange draad van Parsifal nóg verder uitrekken.
De loges van het schitterende operahuis van Boedapest zijn uitgerust met comfortabele sofa’s, zodat de welgestelde bezoeker tijdens opera’s van Richard Wagner af en toe het hoofd te rusten kan leggen. Tegenover de sofa is een grote spiegel bevestigd, die, grappig genoeg, op het publiek gericht staat, niet op het toneel. Tijdens de première van Parsifal, dinsdagmiddag en -avond in Het Muziektheater, wenste ik in Boedapest te zijn. Vooral omdat Wagners scènes-zonder-eind dan gemakkelijker te verteren zouden zijn geweest, maar ook omdat het in deze productie lang niet altijd noodzaak was de blik op het toneel gericht te houden. Om misverstanden te voorkomen: het staat voor mij buiten kijf dat Wagner een briljante componist is. Parsifal levert daar overtuigend bewijs voor. De partituur zuigt je volledig op en voert je mee langs intieme taferelen, overweldigende rituelen en adembenemende vergezichten. Maar: theatraal is de componist een nitwit. Hij vond weliswaar het ‘Gesamtkunstwerk’ uit, maar je kunt je afvragen of die vondst voortkwam uit werkelijke bekwaamheid in muziek, woord en spel, of simpelweg uit een groot ego. Met name zijn libretti getuigen van weinig gevoel voor theater. Of in elk geval van een meedogenloze attitude richting de toeschouwer. Wat ze in Hollywood in dertig seconden kunnen zeggen, kost Wagner dertig minuten. In plaats van ‘Hier heb je die speer’, krijg je in de derde akte een eindeloze dialoog voor de kiezen voordat Parsifal dan eindelijk met speer en al naar de volgende scène hobbelt. Om met Rossini te spreken: ,,Wagner heeft mooie momenten, maar vervelende kwartiertjes.” Met de eindeloze beschouwingen van Gurnemanz en de niet vooruit te branden gesprekken tussen Parsifal en Kundry is Parsifal daar het toppunt van. Wat het een bepaald niet makkelijk te ensceneren opera maakt. Bij de nieuwe productie van Pierre Audi hink ik dan ook op twee gedachten. Enerzijds weet de DNO-directeur, met hulp van kunstenaar Anish Kapoor, de mysterieuze, epische sferen uit de muziek geweldig in toneelbeelden te vangen. De plaatjes die je in de eerste twee akten voorgeschoteld krijgt, zijn intrigerend en zitten de muziek als gegoten. Anderzijds gebeurt er qua regie bar weinig. In de eerste akte zorgt de zwaan die uit de lucht komt vallen voor de enige opwinding en in de derde akte bloedt het spel langzaam maar zeer zeker dood. Tegen een volledig geabstraheerd decor slenteren Parsifal, Kundry en Gurnemanz doelloos in de rondte, alsof ruim vier uur nog niet genoeg is en ze nog even tijd willen rekken. Dat de belichting vrijwel de hele avond erg donker is, wil ook niet meehelpen. Zo helpt Audi in de tweede akte het knappe werk van kostuumontwerper Christof Hetzer om zeep door de Blumenmädchen zo weinig licht te geven dat hun schitterende kostuums volledig aan je voorbijgaan. Pas bij het applaus na afloop wordt onthuld hoe mooi ze er eigenlijk uitzien. Gelukkig levert het Koninklijk Concertgebouworkest meer dan voldoende schoonheid ter compensatie. Iván Fischer leidt de topmusici in een uitgebalanceerde en subtiele vertolking. Soms kan het orkest naar mijn idee de schouders wel wat steviger onder de zangers zetten. Tegelijkertijd heeft die verfijnde dosering van Fischer ook iets bekoorlijks. Het hoeft niet altijd hard. (Foto: Monika Rittershaus / Ruth Walz) Voor de hoofdrollen heeft DNO bepaald geen zwak geschut ingezet, al wordt er hier en daar gerept over gebruik van versterking. Christopher Ventris priemt zijn tenor heroïsch door de zaal en Falk Struckmann geeft Gurnemanz onvermoeibaar gestalte met een robuust, bronzen geluid. Een stem uit duizenden. Bij Petra Lang mag je je schrap zetten in je stoel, want de Duitse mezzo gaat af en toe als een orkaan tekeer. Haar verwilderde, intense portret van Kundry is één van de hoogtepunten van de avond. Ook Alejandro Marco-Buhrmester komt sterk voor de dag als Amfortas. Hij speelt en zingt met veel gevoel en drama. Zijn vader Titurel wordt met grote stem neergezet door Mikhail Petrenko. De Russische bas zingt later ook Klingsor, maar daarin komt hij mij te zwoegend over. Als u naar deze Parsifal gaat, zou ik op knikkebollen en indutten voorbereid zijn. Dat gezegd hebbende: muzikaal klinkt er zoveel pracht en praal, dat het jammer zou zijn om deze kans te laten schieten. Parsifal is tot en met 8 juli nog acht keer te zien in Het Muziektheater in Amsterdam. De voorstelling op 25 juni wordt live uitgezonden op een groot scherm in het Oosterpark. De voorstelling op 30 juni wordt live uitgezonden op Radio 4. Zie voor meer informatie de website van De Nederlandse Opera. operamagazine.nl